De watersnoodramp van februari 1953 is de basis geweest voor het ontstaan van het Veerse Meer (Vroeger het Veerse Gat). De zeewerende dijken bleken toen te zwak en te laag om een hevige noordwesterstorm te trotseren. Vele inwoners lieten het leven in het kolkende koude water en de ravage was onvoorstelbaar groot.
Om dergelijke rampen in de toekomst te voorkomen werd het Deltaplan opgesteld. De zeegaten die tot ver in het land doordrongen werden afgesloten met dammen.
Zo ook het getijdenwater dat bij Veere en Kats vrij naar binnen stroomden en zijn weg vond tussen de eilanden Noord-Beveland, Wolphaartsdijk en Walcheren.
Na de afsluiting in 1961 ontstond een binnenmeer. Nietzout en niet zoet maar ergens er tussenin; het werd brak water. Eigenlijk was een zoet meer gepland maar omdat de Oosterschelde uiteindelijk een zout (zij het gedempt) getijdenwater werd was een zoet Veerse Meer mogelijk.
Het Meer wordt enige malen per jaar ververst met zout Oosterschelde water en de omliggende polders lozen er zoet water in. Het waterpeil werd ook afgestemd op de landbouwafwatering van de omliggende polders. Daarom is het peil in de winter 70 cm lager dan in de zomer.
Dit is eigenlijk tegennatuurlijk want in de winter valt immers het meeste regenwater.